Buitendichting

BESCHERMING TEGEN WEER EN WIND

De wind­dich­ting is door­slag­ge­vend voor de op­ti­ma­le wer­king van de warm­te-iso­la­tie. De­ze wordt aan de bui­ten­zij­de van de iso­la­tie in­ge­bouwd en ver­hin­dert door­stro­ming van kou­de lucht door de bui­ten­ste iso­la­tie­la­gen en ven­ti­la­tie van de iso­la­tie aan de ach­ter­zij­de met kou­de bui­ten­lucht.
Voor­waar­de voor de iso­le­ren­de wer­king van cel­lu­lo­se, hout­ve­zel, wol, mi­ne­ra­le ve­zels etc. is dat de aan­we­zi­ge lucht­in­slui­tin­gen in het ma­te­ri­aal zich niet ver­plaat­sen. De wind­dich­ting waar­borgt zo de ef­fec­ti­vi­teit van de iso­la­tie en ver­hin­dert plaat­se­lij­ke af­koe­ling van de naar de bin­nen­ruim­te toe­ge­keer­de op­per­vlak­ken.
Bij ge­ven­ti­leer­de con­struc­ties met een aan de on­der­zij­de ge­ven­ti­leer­de dak­af­dich­ting biedt het wind­dich­tings­vlak ex­tra be­scher­ming te­gen evt. af­drui­pend se­cun­dair con­dens­wa­ter, re­gen en sneeuw.

Een zorg­vul­dig uit­ge­voerd wind­dich­tings­vlak ver­hoogt de be­scher­ming te­gen het op­tre­den van con­vec­tie­stro­men.
Zowel bij nieuwbouw als bij renovaties kan u niet meer rond onderdaken en de bescherming van muurisolatie heen. Zij zorgen ervoor dat de stilstaande lucht, die de kern vormt van de isolerende werking van isolatiemateriaal, niet wordt weggeblazen en dat het isolatiemateriaal zelf geen schade oploopt van regen of sneeuw die van buitenaf doorheen of langs de gevelbekleding infiltreren.
Met de juiste materialen voor wind- en regendichting vermijdt u met andere woorden een efficiëntieverlies, de beschimmeling en verrotting van uw isolatie, of bouwschade aan uw woning, vluchtige organische verbindingen, sporen, gezondheidsproblemen en allergieën.
Een wind- en regendich­tings­vlak aan de buiten­zij­de van de warm­te-iso­la­tie reduceert:

  • efficientieverlies
  • beschimmeling en verrotting van uw isolatie
  • bouwschade aan uw woning
  • gezondheidsproblemen

 

Energie besparen

Lucht­dich­te con­struc­ties zijn ener­gie-ef­fi­ciënt. Zij zor­gen voor een op­ti­ma­le wer­king van de warm­te-iso­la­tie. Dat re­du­ceert de ver­war­mings­kos­ten en de CO2-emis­sie en be­schermt zo te­ge­lij­ker­tijd uw por­te­mon­nee en het kli­maat.

  • KLEINE OORZAKEN, GROTE GEVOLGEN
    Zelfs mi­nus­cu­le lek­ka­ges in het lucht­dich­tings­vlak, zo­als die bij­voor­beeld als ge­volg van ge­brek­ki­ge ver­lij­ming of on­deug­de­lij­ke aan­slui­ting van dam­p­rem- en lucht­dich­tings­ba­nen ont­staan, la­ten de war­me bin­nen­lucht snel naar bui­ten ont­wij­ken. Voor de bouw­heer be­te­kent dat ho­ge­re ver­war­mings­kos­ten en een ver­min­derd ren­de­ment van de warm­te-iso­la­tie. Bo­ven­dien komt aan­mer­ke­lijk meer CO2 vrij, dan bij ver­war­ming van een lucht­dicht ge­bouw nood­za­ke­lijk zou zijn.
  • VERGELIJKING LUCHTDICHT – ONDICHT
    Het In­sti­tut für Bau­phy­sik te Stuttg­art heeft een 1 x 1 m gro­te warm­te-iso­le­ren­de con­struc­tie met een iso­la­tie­dik­te van 14 cm on­der­zocht. Bij de voe­gen­vrije, lucht­dich­te uit­voe­ring bleek het voor­af be­re­ken­de iso­la­tie­ver­mo­gen van 0,30 W/m²K te wor­den be­ves­tigd. Heeft de­zelf­de con­struc­tie een slechts 1 mm bre­de voeg in het lucht­dich­tings­vlak, daalt de U-waar­de naar 1,44 W/m²K. Er gaat dus bij­na 5 x meer warm­te ver­lo­ren dan bij de lucht­dich­te con­struc­tie.
  • ONDICHTE GEBOUWSCHIL: HOGE VERWARMINGSKOSTEN
    Voor een huis met 80 m² woon­op­per­vlak en een ge­brek­ki­ge lucht­dich­ting is even­veel ver­war­mings­ener­gie no­dig als voor een licht­dicht huis met ca. 400 m² woon­op­per­vlak. Bij nog bre­de­re voe­gen of een gro­ter lucht­druk­ver­schil tus­sen bin­nen en bui­ten treedt via de voe­gen een nog aan­mer­ke­lij­ker warm­te­ver­lies op.Dat kan er zelfs toe lei­den dat hui­zen bij he­vi­ge vorst en ho­ge wind­druk niet lan­ger toe­rei­kend ver­warmd kun­nen wor­den, ook al werd de U-waar­de van de iso­la­tie cor­rect be­re­kend. Voe­gen in dam­p­rem­men zijn ener­gie­tech­nisch ver­ge­lijk­baar met een door­lo­pen­de voeg tus­sen het ven­ster­ko­zijn en het met­sel­werk, die in de re­gel niet wordt ge­to­le­reerd, om­dat het ef­fect daar­van on­mid­del­lijk voel­baar is.
  • LUCHTDICHTE GEBOUWSCHIL: LAGE VERWARMINGSKOSTEN
    Hui­zen in Mid­den-Eu­ro­pa be­no­di­gen ge­mid­deld 22 li­ter olie resp. 220 kWh Gas per m² woon­op­per­vlak voor de bin­nen­ver­war­ming. Ter ver­ge­lij­king: een huis, ge­bouwd vol­gens de ac­tu­e­le warm­te-iso­la­tie-ei­sen, ver­bruikt slechts 3 li­ter olie/m² woon­op­per­vlak, een pas­sief­huis zelfs slechts 1 li­ter. Voor­waar­de is daar­bij al­tijd een lucht­dich­te ge­bouw­schil.

Bouw­scha­de door rot en schim­mel dreigt, wan­neer voch­tig­war­me lucht ‘s win­ters bijv. door voe­gen in het dam­p­rem- en lucht­dich­tings­vlak in de warm­te-iso­la­tie­con­struc­tie bin­nen­dringt en gro­te hoe­veel­he­den con­dens­vocht ont­staan. Lucht­dich­te con­struc­ties hel­pen dit te voor­ko­men.

  • OORZAAK VAN CONDENSVOCHT
    Voor een aan­ge­naam woon­kli­maat dient ruim­te­lucht met een tem­pe­ra­tuur van 20°C een re­la­tie­ve lucht­voch­tig­heid van ca. < 50 % te heb­ben. Dat komt over­een met 8,65 g wa­ter per ku­bie­ke me­ter lucht. Stroomt de­ze war­me ruim­te­lucht ‘s win­ters via voe­gen in het lucht­dich­tings­vlak naar bui­ten, koelt de­ze in het tra­ject via de warm­te-iso­la­tie naar bui­ten steeds ver­der af. Kou­de lucht kan ech­ter min­der vocht op­ne­men dan war­me lucht. De dauw­punt­tem­pe­ra­tuur van 20 °C war­me lucht met een re­la­tie­ve lucht­voch­tig­heid van 50 % ligt bij 9,2 °C. wordt de­ze on­der­schre­den wordt con­dens ge­vormd. Bij af­koe­ling naar –10 °C con­den­se­ren per ku­bie­ke me­ter lucht 6,55 g vocht in de con­struc­tie.
  • VERGELIJKING VAN DIFFUSIE EN CONVECTIE
    Het In­sti­tut für Bau­phy­sik te Stuttg­art heeft een 1 x 1 m gro­te warm­te-iso­le­ren­de con­struc­tie met een iso­la­tie­dik­te van 14 cm on­der­zocht. Bij voeg­vrije in­bouw van een dam­p­rem- en lucht­dich­tings­baan met een dif­fu­sie­weer­stand (sd-waar­de) van 30 m kon de van te vo­ren be­re­ken­de vocht­in­tre­ding door dif­fu­sie van 0,5 g wa­ter/m² en dag wor­den be­ves­tigd. Heeft de­zelf­de con­struc­tie een slechts 1 mm bre­de voeg in het dam­p­rem- en luch­tings­vlak, stroomt 800 g wa­ter/m² en dag in het bouw­ele­ment. De­ze lucht­stro­ming wordt con­vec­tie ge­noemd.Door con­vec­tie dringt dus 1600 x meer vocht naar bin­nen dan door dif­fu­sie. Con­vec­tie is het ge­volg van ge­brek­ki­ge lucht­dich­ting.
  • DIFFUSIE
    Dif­fu­sie treedt op door het druk­ver­schil tus­sen bin­nen en bui­ten. Daar­bij ge­schiedt de dif­fu­sie niet via de voe­gen, maar door­dat de lucht door een mo­no­li­ti­sche ma­te­ri­aal­laag stroomt. De dif­fu­sie ver­loopt in de re­gel ‘s win­ters van bin­nen naar bui­ten en ‘s zo­mers van bui­ten naar bin­nen.De vocht­pe­ne­tra­tie in de con­struc­tie is af­han­ke­lijk van de dif­fu­sie­weer­stand (sd-waar­de) van het ma­te­ri­aal. Een dam­p­rem met een sd-waar­de van 2,3 m laat in de win­ter vol­gens DIN 4108 per dag ca. 5 g vocht per vier­kan­te me­ter in de con­struc­tie bin­nen­drin­gen.
  • CONVECTIE
    Ver­plaatst de lucht zich stro­mings­ge­wijs spreekt men van con­vec­tie. Oor­zaak van con­vec­tie is mee­st­al een on­deug­de­lijk lucht­dich­tings­vlak (niet met el­kaar ver­lijm­de of niet lucht­dicht op aan­gren­zen­de bouw­ele­men­ten aan­ge­slo­ten dam­prem­ba­nen).Con­vec­tie wordt in gang ge­zet door het tem­pe­ra­tuur­ver­schil tus­sen de bin­nen­ruim­te en het bui­ten­kli­maat, waar­door een druk­ver­schil op­treedt dat door lucht­stro­ming naar ver­ef­fe­ning streeft.
  • FLANKDIFFUSIE
    Vocht dringt via de flan­ken van bouw­ele­men­ten naar bin­nen. Het flank­deel is in de re­gel lucht­dicht, maar heeft een la­ge­re sd-waar­de dan de dam­p­rem. Voor­beeld: Ver­bin­den­de, lucht­dicht ge­pleis­ter­de met­sel­werk­wand. Zijn aan de bui­ten­zij­de dif­fu­sie­dich­te con­struc­ties aan de bin­nen­zij­de van dam­p­rem­men voor­zien, die geen of slechts een ge­rin­ge te­rug­dro­ging mo­ge­lijk ma­ken, dreigt vocht­op­ho­ping en daar­door bouw­scha­de ook bij een lucht­dich­te uit­voe­ring.In­tel­li­gen­te lucht­dich­ting biedt hier een dui­de­lijk ho­ge­re vocht­we­rend­heid voor bouw­ele­men­ten.
  • VOCHTIGE BOUWMATERIALEN
    Ook via voch­ti­ge bouw­ma­te­ri­a­len kan veel wa­ter in de con­struc­tie bin­nen­drin­gen.Bij een dak met 6/22 span­ten, e=70 cm en een hout­ge­wicht van 500 kg/m³ be­loopt het ge­wicht aan hout per vier­kan­te me­ter ca. 10 kg. Bij dro­ging van het hout ko­men al­dus de vol­gen­de hoe­veel­he­den wa­ter per vier­kan­te me­ter vrij
    • bij 1 % dro­ging 100 g wa­ter/m²
    • bij 10 % dro­ging 1000 g wa­ter/m²
    • bij 20 % dro­ging 2000 g wa­ter/m²
 
 

Lucht­dich­ting be­schermt te­gen schim­mel­vor­ming, ver­hin­dert te dro­ge bin­nen­lucht in de win­ter en houdt ’s zo­mers de woon­ruim­te lan­ger koel.

  • SCHIMMELVORMING
    Zo­dra voch­ti­ge, war­me bin­nen­lucht via een ge­brek­kig dich­tings­vlak een bouw­ele­ment bin­nen­dringt, dreigt con­den­sneer­slag, met schim­mel­groei als ge­volg. Veel schim­mels pro­du­ce­ren als se­cun­dai­re stof­wis­se­lings­pro­duc­ten gif­stof­fen, o.a. MVOC (vluch­ti­ge or­ga­ni­sche ver­bin­din­gen) en spo­ren, die scha­de­lijk zijn voor de ge­zond­heid. Schim­mels gel­den als al­ler­gie­ver­wek­ker num­mer één. Daar­bij maakt het niet uit, of de MVOC’s of de schim­mel­spo­ren via de voe­ding, dus via de maag, of via de lon­gen met de lucht in het li­chaam ge­ra­ken. Con­tact met schim­mels dient daar­om be­slist te wor­den ver­me­den.
  • IN DE WINTER: BINNENLUCHT NIET DROOG
    Het dik­wijls waar te ne­men ver­schijn­sel van dro­ge bin­nen­lucht ge­du­ren­de de win­ter vindt zijn oor­zaak in het feit dat kou­de bui­ten­lucht via kie­ren en voe­gen het huis bin­nen­dringt. Zo­dra de kou­de lucht door de bin­nen­ver­war­ming wordt ver­warmd, daalt haar re­la­tie­ve voch­tig­heid.
    Hui­zen met een slech­te lucht­dich­ting nei­gen daar­om ‘s win­ters naar een dro­ge bin­nen­lucht, waar­bij de voch­tig­heids­graad zelfs met be­voch­ti­gings­ap­pa­ra­tuur nau­we­lijks valt te ver­ho­gen. Het ge­volg is een on­be­haag­lijk woon­kli­maat.
  • EEN VOORBEELD
    -10 °C kou­de lucht kan bij 80 % rel. lucht­voch­tig­heid (stan­daard win­ter­kli­maat bui­tens­huis con­form DIN 4108-3) maxi­maal 1,7 g/m³ vocht op­ne­men. Wordt de­ze lucht naar 20 °C (stan­daard win­ter­kli­maat bin­nens­huis) ver­warmd, daalt de rel. lucht­voch­tig­heid naar 9,9 %.De­ze waar­de is voor een ge­zond woon­kli­maat dui­de­lijk te laag.
    Als aan­ge­naam wordt in het al­ge­meen een re­la­tie­ve lucht­voch­tig­heid van 40 – 60% er­va­ren.
  • IN DE ZOMER: RUIMTES LANGER KOEL
    Voor de zo­mer­se warm­te­be­scher­ming wor­den de fa­se­ver­schui­ving en de am­pli­tu­de­dem­ping be­re­kend. Daar­bij wordt uit­ge­gaan van een lucht­dich­te warm­te-iso­la­tie­con­struc­tie, waar­in de warm­te zich po­rie voor po­rie naar vo­ren moet wer­ken. Voe­gen en kie­ren in het lucht­dich­tings­vlak lei­den er­toe dat als ge­volg van het ho­ge tem­pe­ra­tuur- en dus ho­ge druk­ver­schil een lucht­stroom van bui­ten naar bin­nen en al­dus een ho­ge lucht­uit­wis­se­ling plaats­vindt.Een warm­te-iso­la­tie met een ge­brek­kig lucht­dich­tings­vlak kan niet meer bij­dra­gen aan een goe­de zo­mer­se warm­te­be­scher­ming.
    Er ont­staat een on­aan­ge­naam, te warm bin­nen­kli­maat.
De waardering van www.warmteplan.nl bij WebwinkelKeur Reviews is 9.6/10 gebaseerd op 45 reviews.